De Griekse crisis. Over schuld, boete, beeldvorming en complottheorieën

Agnes Dijk

pap mer

Het komt niet vaak voor dat een klein land dagen achtereen het wereldnieuws beheerst. Bij Griekenland, niet direct een bepalende factor op het wereldtoneel, gebeurde dit in het voorbije decennium tweemaal: in 2004, toen het land vriend en vijand verraste door op glansrijke wijze veilige en succesvolle Olympische Spelen te organiseren, en in 2008, toen na de dood van een scholier door een politiekogel de vlam in de pan sloeg en Griekse steden dagenlang het toneel waren van demonstrerende jongeren en anarchistisch geweld.

Achteraf bezien, kan de maatschappelijke onrust van december 2008 heel wel als voorbode worden beschouwd van de gebeurtenissen die Griekenland aan het begin van het huidige decennium opnieuw in de internationale schijnwerpers plaatsten. Want de jongeren die tijdens de decemberrellen de straat opgingen, treurden niet slechts over de dood van een medescholier. Hun protesten waren tevens gericht tegen het in hun ogen corrupte politieke systeem, het gebrekkige onderwijsstelsel en hun uitzichtloze situatie op de arbeidsmarkt. En zijn het niet deze factoren – een falend partijpolitiek stelsel, een slecht functionerend staatsapparaat en een volstrekt inflexibele arbeidsmarkt – die, in combinatie met decennia van onverantwoord begrotingsbeleid, hebben geleid tot het huidige bankroet van de Griekse economie?

Hoe het ook zij, toen PASOK-leider Yorgos Papandreou na de overtuigende verkiezingszege van zijn partij op 4 oktober 2009 (de PASOK behaalde 43,9% van de stemmen, tegen 33,5% voor de ND) open kaart speelde over de ronduit dramatische toestand waarin de Griekse economie verkeerde, opende zich de doos van Pandora en sindsdien floreert Griekenland op de voorpagina’s van de meer en minder gerenommeerde internationale dag- en weekbladen.

Paard van Troje

Na zijn aantreden onthulde Papandreou in Brussel dat het Griekse begrotingstekort in 2009 geen 6% van het BNP bedroeg, zoals zijn voorganger Karamanlís nog had gemeld, maar zou uitkomen op 12,7%, meer dan viermaal zoveel als het door het Europese groei- en stabiliteitspact toegestane percentage. Met een staatsschuld van 112,6% van het BNP (in plaats van de toegestane 60%) bevindt Griekenland zich kortom in flagrante overtreding van het genoemde pact, dat bedoeld is om de stabiliteit van de gemeenschappelijke Euro te bewaken. De Europese Commissie toonde zich not amused en kon haar woede over dit zoveelste boekhoudkundige bedrog van de Grieken nauwelijks verhullen. Het gevoel dat met Griekenland in 2001 een paard van Troje de eurozone is binnengeloodst stond op het gezicht van menig eurocommissaris te lezen.

Wat volgde is min of meer bekend.

Lees verder in Lychnari 10/2, bladzijde 6 e.v.