De ironie van de geschiedenis
Ruard Wallis de Vries Foto’s: auteur
Leros, mei 2008. Mijn Australische vriend Phil zit aan zijn souvlaki op het pleintje van Plátanos. Hij heeft me net een van zijn intrigerende verhalen over het eiland verteld. Volgens hem ligt er op de zuidpunt van Leros een verlaten legerbarak uit de Tweede Wereldoorlog, waar een Duitse soldaat nogal opmerkelijke muurschilderingen heeft achtergelaten. Zelf heeft hij ze nooit gezien, want ze liggen op een onherbergzaam stuk eiland waar hij op zijn leeftijd niets meer te zoeken heeft, maar wat hij erover gehoord heeft is de moeite waard: de Duitse soldaat in kwestie kon goed schilderen. Hele stukken muur van de barak schijnen bedekt te zijn met kopieën van bekende schilderijen. Rembrandt, Dürer, Memling, Breughel... Phil weet dat hij mijn nieuwsgierigheid nu gewekt heeft.
Leros is mijn eiland: ik heb er sinds een paar jaar een huis en ben volledig gevallen voor de combinatie van authenticiteit en anarchie, voelbaar en zichtbaar op elke vierkante meter. Leros is ook het minst populaire Griekse eiland – vanwege de psychiatrische inrichting, waar in het recente verleden patiënten behandeld werden op een manier die maar heel weinig met een psychiatrische behandeling te maken had. De nogal ambivalente houding die veel Grieken ten opzichte van psychiatrische patiënten hebben zorgde ervoor dat Leros het eiland werd waar je je debiele tante ‘weg kon stoppen’. De paviljoens liggen er fraai bij, in een baai met veel groen en bloemen. Dat er binnen niet altijd onderscheid werd gemaakt tussen patiënten met schizofrenie en ‘godsgekke’ types werd pas duidelijk toen het Britse Granada TV in de jaren 80 een tip van de sluier oplichtte. Daar kwam natuurlijk een schandaal van, gevolgd door een hele reeks verbeteringen: de EU zette een hulpprogramma op met de Griekse regering, dat er onder meer voor zorgde dat er een groep Italiaanse en Nederlandse doktoren en verpleegsters werden ingevlogen, en dat voorzag in geleidelijke sluiting van de inrichting.
Nu er al een tijd lang geen nieuwe patiënten op Leros worden opgenomen, moet de Leriaanse economie uit een ander vaatje tappen – een groot deel van de 8000 inwoners was op een of andere manier afhankelijk van de inrichting. De laatste jaren lijkt het eiland zijn kaarten vooral te zetten op de bouw. Overal worden nieuwe villa’s en appartementen uit de grond gestampt, want Leros heeft relatief veel vlak land voorhanden – helaas! Bovendien was de vorige burgemeester ook eigenaar van de steengroeve – het is dus niet toevallig dat er geruchten de ronde doen dat je binnenkort al een bouwvergunning kunt krijgen voor een stuk grond van 2000 vierkante meter, in plaats van de gebruikelijke 4000.
Toerisme
Wie zich als kopers melden voor al dat onroerend goed is niet altijd duidelijk. Goed, er is een taai groepje voornamelijk Britse expats op het eiland, maar veel groei zit daar niet in – al helemaal niet omdat de een na de ander het loodje legt in veelal door de alcohol geregeerde omstandigheden. Ook het toerisme lijkt niet echt van de grond te willen komen – de landingsbaan is te kort voor chartervliegtuigen, de stranden zijn mooi maar niet zo mooi als op Kos of Samos, het Kastro en het dorp Plátanos zijn pittoresk maar vallen in het niet bij de postcard pretty schoonheid van Patmos, en de taxichauffeurs zijn solidair genoeg om zo af en toe een blokkade op te werpen als de enige toeristenbus van het eiland eindelijk eens genoeg tickets verkocht heeft voor een dagexcursie.
En toch heeft Leros genoeg voor Grieksminnend Nederland om de vingers bij af te likken.
Lees verder in Lychnari 10/5 bladzijde 14 e.v.