Mimis Plessas
Frans Happel
Mimis Plessas (86), de Gershwin van Griekenland
‘Muziek maken om er mee te spelen’
De tegenstelling kan bijna niet groter zijn.
Enerzijds: Het nabij de Atheense voorhaven Rafina gelegen dorp Kallitechnoúpoli. Kunstenaarsstad dus, maar ogenschijnlijk dan wel een plek met kunstenaars die behoorlijk in ruste zijn. Welgestelde kunstenaars bovendien, want het gros van de huizen is even nieuw als groot, met deugdelijke hekken rondom, die alle leven dat er eventueel achter is, volledig aan het oog onttrekken.
Dat Kallitechnoúpoli oogt op een zonnige morgen ongeveer als een architectonisch stilleven. De plaatselijke taverna meldt uitsluitend op zaterdag en zondag geopend te zijn. Op straat is niemand te zien. Alleen honden die her en der suffend op de rijweg liggen. Ze verwaardigen zich niet om zich te bewegen als er een auto aankomt, laat staan dat ze aanstalten maken om plaats te maken.
Anderzijds: De stichter en jarenlang burgemeester van Kallitechnoúpouli straalt ons bij ontvangst welhaast een vulkanische energie toe. Dat het in de stilte rondom zo kan bruisen! De man die voor ons de interne lift instapt die naar zijn werkruimte voert, is een en al beweging. Alerte ogen, die niets ontgaan. Geestdrift die meteen al in zijn woorden doorklinkt. Het Fenomeen, zoals een van zijn bijnamen luidt. De Gerswhin van Griekenland, zoals er ook vaak gezegd wordt. Dimitris (Mimis) Plessas, pianist, componist, arrangeur en wat al niet meer op muzikaal gebied. Met inmiddels een oeuvre dat vrijwel even gevarieerd als onmeetbaar is. En dat nog dagelijks breder wordt. Want Mimis Plessas, 86 jaar oud, denkt er nog geen seconde aan om achter de geraniums plaats te nemen. Hij: ‘Die idiote geachte is nog nóóit bij me opgekomen. Er is nog zo veel moois te doen. Ik kan nog zoveel jonge mensen helpen en inspireren, ik heb nog zó veel ideeën!’
Eerbewijzen
De werkruimte van Plessas heeft de oppervlakte van een gemiddeld appartement. Een ruim zitgedeelte achter een centraal staande concertpiano. Een zijvleugel blijkt te zijn volgeladen met computers en opnameapparatuur. Daartegenover een kleinere ruimte met kasten en planken waarin en waarop talloze eerbewijzen. ‘En dat zijn alleen nog maar de onderscheidingen die me in 2010 zijn toegedacht’, glimlacht Plessas met een soort schouderophalen van ik-kan’t-ook-niet-helpen.
Lees verder in Lychnari 2011/1 p 6 e.v.