Lied: Ik neem je mee, ik laat je niet gaan

Frits Naerebout

In memoriam Frans van Hasselt

rebetes

Deze bijdrage aan Lychnari heeft een droevige aanleiding: het heengaan van Frans van Hasselt. Iedereen in Nederland die iets met Griekenland had, kende hem: van naam en niet zelden persoonlijk. Ik kende hem ook persoonlijk, en wel heel goed. Hij was mijn vader. Niet mijn biologische vader, maar mijn adoptievader. Ik verloor al voor de tweede keer een vader. Het verhaal van de adoptie gaat zo: Frans was door een Athener, pateras Dimitris, als zoon geadopteerd – louter op basis van de constatering dat die oud genoeg was om Frans’ vader te zijn. Op grond van de constatering dat Frans, op zijn beurt, oud genoeg was om mijn vader te zijn, werd ik, in 1994, door hem geadopteerd en sindsdien onderhielden we een ‘dierbare vader – geliefde zoon’ correspondentie en ontmoetten we elkaar zo vaak als dat kon. Vele taxichauffeurs en obers in Athene zijn door Frans op het verkeerde been gezet – wanneer hij met nauwelijks verholen pret aankondigde dat zijn zoon op bezoek was, om dan met een zwierig gebaar op mij te wijzen. Precies het soort wat ondeugende humor waar hij dol op was. Mensen die hem kenden zien nu voor zich hoe hij dan zijn neus optrok en ogen samenkneep om naar hartelust te giechelen, er is geen ander woord voor.

Het was een ‘running gag’ – en ook weer niet: we hielden van elkaar, om velerlei redenen – een daarvan was een gedeelde liefde voor de Griekse muziek. Dat leidde tot velerlei fantastische gebeurtenissen: het diepst in mijn geheugen gegrift staan een ontmoeting met Iordanis in de nachtelijke Plaka en, in een andere klasse, met Mikis Theodorakis op een Lykavittós badend in het licht van de ondergaande zon.

Lees verder in Lychnari 2011/2 p. 14.