De Griekse ziekte is niet van vandaag of gisteren
Daniël Koster
Als een comazuiper ligt Griekenland alweer bijna twee jaar aan het infuus van de trojka (EU, ECB en het IMF). Deze financiële injecties op voorwaarde dat er nog strenger bezuinigd wordt en dat er vaart wordt gezet achter de privatiseringen, hebben een Grieks staatsbankroet vooralsnog voorkomen.Waarschijnlijk uitstel van executie, want ‘gecontroleerd failliet laten gaan’ is natuurlijk slechts een vorm van semantisch gegoochel. De toekomst ziet er dus somber uit.
Om ervoor te zorgen dat Griekenland zijn financiën op orde krijgt is er niet alleen een cultuuromslag nodig, maar ook een hervorming van het politieke systeem met zijn uitwassen van mesa en rousfeti. Of de Griekse politici bereid zijn het districtenstelsel dat hier mede aan ten grondslag ligt op te geven voor een stelsel van evenredige vertegenwoordiging, is echter de vraag. Het is echter niet voor het eerst dat Griekenland voor zo’n onmogelijke taak staat: de geschiedenis van het Griekse staathuishoudboekje is een opeenstapeling van faillissementen. De faillissementen van 1826, 1843, 1860, 1893 en 1949 vielen niet over het land heen als een natuurverschijnsel, maar waren het rechtstreekse gevolg van de koers die de politieke elite uitzette op basis van onrealistische scenario’s. De kloof tussen droom en realiteit is ook nu weer enorm. Bovendien zijn financiële perikelen geen losstaand gegeven, maar zitten altijd in de houdgreep van de dialectiek tussen binnen- en buitenlandse politiek. Een goed voorbeeld daarvan is het bankroet van 1893 en de jaren daarna. Het loont dan ook de moeite de huidige toestand te vergelijken met die van toen.
Lees verder in Lychnari 2011/5 pag. 40 e.v.