De juiste dosis waanzin
Ruard Wallis de Vries
Een warme Griekse zomeravond op Samos. Honderd man zitten bijeen op een intiem pleintje, tussen de school, de crèche en de melkwit geschilderde kerk van Agios Panteleïmonas. De dvd van regisseur Alex McCall blijkt het na twee haperingen tòch te doen. Gelukkig maar, want McCall is voor de gelegenheid speciaal naar Samos gekomen. En voor deze documentaire, The Boy David Story, heeft hij een BAFTA-award gekregen – de Britse versie van de Oscar.
De projector zoemt. Het geluid uit de speakers is goed. En op de kerkmuur komt de documentaire prachtig uit. De kerkmuur ja. Ons festival had zich geen beter, geen Griekser filmscherm kunnen wensen dan de met Pasen nog opnieuw geschilderde zijmuur van de heilige Panteleïmon.
Maar dan. Dan komen ze op de kerk af. Drie oudere vrouwen, in het zwart gekleed. Het type eeuwige weduwe dat altijd in en om kerken en kapelletjes aan het scharrelen is. Zonder op of om te kijken openen ze de kerkdeur, pal naast het filmbeeld, en gaan naar binnen. Mijn filmvrienden en ik kijken elkaar aan. Antonis fluistert: ‘Heb jij met de papás gesproken?’ Niemand heeft met de papás gesproken. Niemand vond het nodig slapende priesters wakker te maken. Maar nu deze drie zwarte weduwes zijn opgedoken, nu hangt het festival ineens aan een zijden draadje. En dat op de openingsavond!
Niet veel later komen de drie weduwes de kerk weer uit. Ze kijken om zich heen. Op de kerkmuur is op dat moment een scène te zien van een operatieve ingreep bij een Peruviaans jongetje dat zonder neus geboren is. Dat interesseert ze. Er zijn nog voldoende plastic stoelen voorhanden – Antonis heeft ze al van de stapel getild. Dankbaar gaan ze zitten. Takis komt met halveliterflesjes water. De weduwes kijken de hele documentaire uit. De dag erna komen ze met zijn achten.
Terras
Het verhaal van het Summer Island Movie Festival, kortweg SIMF, begint in september 2011. Ik vertoef die maand in mijn huis op Samos, in het dorp Ano-Vathy. De zoon van mijn inmiddels wat seniel wordende buurman biedt me plotseling zijn huis tegen een zacht prijsje aan. Ik ben te verbouwereerd om af te dingen, en zeg meteen ja. En zo bezit ik in één klap twee huisjes met een behoorlijk groot stuk grond ervoor. Twee stukken terras eigenlijk, begrensd door een witte muur van 7 bij 3 meter. Na de koop bekijk ik het geheel eens van boven. Er komt een onbedwingbare gedachte in me op: wat als we daar in de zomer eens vijftig stoelen neerzetten en de witte muur rechts als bioscoopscherm gebruiken?
Lees verder in Lychnari 2013/2 p. 12 e.v.