Gezien worden in de Mylopótamosvallei

Inge Manousakis-van Bommel

mesopotamos

Plattelandsmeisjes kiezen steeds vaker voor een studie in plaats van werken in het familiebedrijf, zo blijkt uit recent onderzoek op Kreta. Een keuze die grote gevolgen heeft voor het voortbestaan van traditionele boerenondernemingen in afgelegen gemeenschappen. Zo ook voor de herders in de hooggelegen dorpen in de Mylopótamosvallei, op Midden-Kreta.

‘Tja, we redden het wel. Met subsidies houden we net ons hoofd boven water’. Aan het woord is Manolis. Hij heeft al veertig jaar samen met zijn kyría Maria een geiten- en schapenboerderij in de Mylopótamosvallei, op Midden-Kreta. Ze hebben er jaren een goede boterham mee kunnen verdienen, maar zien sinds kort de toekomst somber in. ‘Als we nog even zo doorgaan, en hulp moeten inhuren, dan kunnen we onze kudde beter verkopen! Maar ja, aan wie? Wie ziet er nog toekomst in onze beesten?’ Manolis, met snor en in zwart gekleed1), staart peinzend voor zich uit. De kaasverkoop die in handen van Maria is, loopt goed, vertelt Manolis, maar schapen- en geitenvlees wordt steeds minder gegeten. ‘Consumenten grijpen in de supermarkt steeds vaker naar varkensvlees omdat het goedkoper is en makkelijker te bereiden´, legt Maria uit. Ze veegt haar handen af aan haar schort. Een flinke financiële tegenvaller voor het echtpaar, maar ze liggen er niet wakker van. Nee, hun problemen komen uit een heel andere hoek.

Tradities

Manolis en Maria. Ze willen met pensioen. Jarenlang werkten ze zij aan zij in hun boerderij en nu is het mooi geweest. Ze willen de kudde overdoen aan hun oudste zoon Yorgos. Zo gaat het al eeuwen in deze streek, waar vendetta’s en omerta (zwijgplicht) nog springlevend zijn enjongemannen nog oprecht ‘herder’ willen worden, uit respect voor hun voorouders die dat ook waren. ‘Het houden van próvata zit in onze genen. Mijn vader en propappoudes waren allemaal herders. Eervolle en vrije mannen. Mijn zoon nu dus ook. Een familietraditie die tot de Turkse bezetting teruggaat´, vertelt Manolis trots. Veel keuze om iets anders te doen hebben ze trouwens hier ook niet, constateert hij nuchter. ‘Hier in het Psiloritisgebergte is niets. Alleen maar stenen.’ Sinds kort vormt de kudde – zijn lust en zijn leven – een blok aan het been. Yorgos kan geen meisje vinden en tot die tijd moeten Manolis en Maria blijven doorwerken. Of de boel verkopen. ‘Het is iets waar we zelf geen invloed op kunnen uitoefenen’, verzucht Manolis. ‘Bovendien speelt deze kwestie niet alleen bij ons, maar bij meer families hier in de buurt.’ Tien jaar terug was het nog geen probleem. Maar dat vrouwen op het platteland zich dienstbaar opstellen aan het bedrijf van hun man, is allang niet vanzelfsprekend meer, merkt ook Manolis. Volgens cijfers van de FAO is negentig procent van alle Griekse boerenbedrijven een familiebedrijf en werkt een op de drie economisch actieve vrouwen mee. Vroeger lagen die aantallen beduidend hoger, weet Manolis ons te vertellen. ‘Toen werkte elke volwassen vrouw in het dorp mee. Tweehonderd procent!.’ Nu ziet hij, tot zijn eigen grote verbazing, meisjes steeds vaker andere, eigen keuzes maken. Met hun neuzen in de studieboeken zitten en meer uren in de bibliotheek doorbrengen dan thuis of in de keuken. ‘We zien onze dochters het liefst terug in het bedrijf. Zo zijn de taken.

In de vallei lopen veel mannen in het traditionele zwart gekleed rond als teken van rouw voor de overleden voorouders die zijn gesneuveld tijdens de opstanden tegen de Turken en de oorlogen die Kreta geteisterd hebben.

Lees verder in Lychnari 14/3 , p. 22 e.v.