Mijn hart is wel een beetje op Leros achtergebleven

Ruard Wallis de Vries

leros

'Ik heb steeds geweigerd van deze mensen foto’s te maken. Maar straks ga ik er weer heen en zal foto’s maken. Misschien dat dat mensen wakker schudt, zoals die foto van het dode kindje. Maar van zo’n foto worden we hier niet meer koud of warm. Vorige week bijvoorbeeld stierf op Kos een jongen van 16, die losgeraakt was van zijn groepje. Hij verdwaalde en werd twee dagen later dood gevonden. Van honger en van dorst. Het is hier overdag zo’n 35 graden. En eigenlijk zullen ook hier binnenkort doden vallen. Van honger en/of dorst. Want vandaag komen er weer ruim 400!

Ik zal foto’s maken. Misschien van het gezin waar de moeder kanker in de mond heeft, haar halve tong is weggehaald, met twee heel kleine kinderen. De vader liet me de officiële papieren zien van de medicijnen die ze nodig heeft. Ze gaan naar Duitsland, daar woont een oom van de vrouw, en daar kan ze dan verder behandeld worden. Op mijn vraag hoe ze verder wilden reizen vertelde de man dat ze gingen lopen. Er was geen geld meer voor vervoer.
Misschien van die oude vrouw, die in een donker hoekje lag te slapen, meer dood dan levend. We goten water in haar mond, probeerden haar wat te voeren.
Misschien van een vader die de stukken karton uitspreidde op de grond alsof het satijnen lakens waren, een bed voor zijn gezin.’

Mijn moeder is vrijwilliger bij de vluchtelingenopvang op Leros. Ze schreef haar eerste stukje over de vluchtelingen op 3 september, nog geen dag nadat de foto van het driejarige jongetje wereldnieuws was geworden. Ik hoef niet uit te leggen welke foto dat is.

Dit is niet het eerste artikel dat ik met de woorden ‘mijn moeder’ begin. Op 1 september van dit jaar kwamen zij en mijn vader aan op Leros, voor hun gebruikelijke twee maanden in de Griekse nazomerzon. Maar het woord ‘gebruikelijk’ kon snel overboord. Mijn moeder had in het voorjaar al een paar weken meegedraaid als vrijwilliger in de vluchtelingenopvang, vanaf 1 september zou ze dat 2 maanden en een week achter elkaar gaan doen. Ze is 72. Net als Foppe de Haan. Doe-mensen. Friezen die aanpakken.

"Het geld is hier op. Tot 15 september heeft de politie geen geld meer om een bijdrage te geven voor het eten. Hoe we dat dan doen? Dankzij giften, waar een groot deel van jullie aan bijdroegen, en uit eigen zak. We hebben dus hulp nodig van grotere organisaties.

Artsen zonder grenzen gaf een paar grote tenten. Maar er zijn geen toiletten bij en de horeca in Lakki sluit de deur voor deze mensen als ze naar het toilet moeten. Het is teveel voor ze. De vluchtelingenorganisatie van de VN is hier in de persoon van een aardige juffrouw die met hulp van een vertaler praat met de mensen en kort geleden 100 slaapzakken gaf en 100 pakjes met tandenborstel, tandpasta en zeep. Als deze getallen niet zo triest waren, zou je er luid om kunnen lachen.”

Loket Leros

Mijn zus Sanne is bekend geworden als cabaretière en actrice. Ze is ook betrokken bij de Stichting Vluchteling. Toen mijn moeder aan de bel begon te trekken, bracht Sanne daar de situatie op Leros ter sprake. Maar er bleken niet genoeg mensen en middelen aanwezig om Leros te helpen. Op Lesbos en Kos kwamen meer vluchtelingen aan. Absoluut waar, maar Leros is een paar slagen kleiner. We belden elkaar op – elkaar zien is niet zo makkelijk, want ik woon in Brussel. De bottom line van ons gesprek: als je moeder belt dat er mensen om haar heen dreigen dood te gaan, moet er iets gebeuren. Sanne richtte binnen 24 uur de Stichting Loket Leros op.

Lees verder in Lychnari 15/4 pagina 14 e.v.